Met ingang van 1 januari 2020 is de Wet USB in werking getreden. Dit heeft een verandering gebracht in wat er gebeurt met iemand die een opgelegde schadevergoedingsmaatregel niet betaalt. Moet iemand dan vervangende hechtenis of gijzeling uitzitten?
In een strafzaak kan de rechter op verzoek van een slachtoffer schadevergoeding toewijzen. In veruit de meeste gevallen legt de rechter daarbij ook de zogenaamde schadevergoedingsmaatregel op. Dit betekent dat de overheid het geldbedrag gaat incasseren bij de veroordeelde. Daarmee voorkomt de rechter dat het slachtoffer zelf achter het geld aan moet bij de veroordeelde. Maar wat gebeurt er wanneer de veroordeelde niet betaalt? Wordt er dan vervangende hechtenis of gijzeling toegepast?
Wat als de veroordeelde niet betaalt of niet kan betalen?
Vóór 1 januari 2020 was het zo dat er vervangende hechtenis werd opgelegd. Bijvoorbeeld: de rechter veroordeelde de verdachte tot het betalen van 1500 euro schadevergoeding aan het slachtoffer. Betaalde hij niet? Dan moest hij 25 dagen vervangende hechtenis uitzitten.
Ná 1 januari 2020 is de vervangende hechtenis vervallen. Vanaf deze datum geldt de zogenaamde gijzeling. Bij de uitspraak bepaalt de rechter hoeveel dagen gijzeling mag worden toegepast als de veroordeelde de schadevergoeding niet zou betalen.
Belangrijke gevolg bij betalingsonmacht
Een belangrijk verschil tussen vervangende hechtenis en gijzeling is dat gijzeling in principe niet wordt toegepast als aannemelijk is dat iemand niet kan betalen. Dit staat in artikel 6.4.20 lid 3 Wetboek van Strafvordering.
Een veroordeelde mag dus alleen worden gegijzeld als hij wel kan, maar niet wil betalen. Het is overigens aan de veroordeelde om aan te tonen dat hij niet kan betalen. Het uitgangspunt is gijzeling.
Overgangsrecht
Maar hoe zit het met de veroordeelde die vóór 1 januari 2020 werd veroordeeld en ná 1 januari 2020 niet blijkt te kunnen betalen?
De wetgever bepaalde dat de nieuwe wet geen gevolgen zou hebben voor eerdere veroordelingen. Hier heeft de Hoge Raad echter een stokje voor gestoken in een belangrijke uitspraak van 26 mei 2020. Volgens de Hoge Raad was deze bedoeling van de wetgever in strijd zijn met artikel 7 EVRM en artikel 15 lid 1 IVBPR. Deze verdragsartikelen bepalen dat wanneer de wet verandert, dat altijd de wetsbepaling geldt die gunstiger is voor de verdachte of veroordeelde.
Ook zou de bedoeling van de wetgever leiden tot rechtsongelijkheid: de ene persoon moet gaan zitten als hij niet kan betalen en de andere niet.
Daarom mag men vanaf 1 januari 2020 uitsluitend gijzeling toepassen wanneer de veroordeelde niet betaalt.
Vragen?
Hebt u vragen over vervangende hechtenis of gijzeling of wenst u hier bijstand in? Neem dan contact op met ons kantoor.
Misschien ook interessant:
Dit artikel werd bijgewerkt op 8 oktober 2022