In zedenzaken komt het regelmatig voor dat er te wettig bewijs dreigt te zijn tegen een verdachte. Immers, indien de verdachte ontkent of niets zegt, is er vaak alleen de verklaring van het slachtoffer. In zo’n geval kan schakelbewijs uitkomst bieden voor het openbaar ministerie.
Wat is schakelbewijs?
De term ‘schakelbewijs’ komt niet voor in het wetboek van strafrecht of strafvordering. Toch is het een term die rechters veel gebruiken. Volgens de Hoge Raad is schakelbewijs het volgende:
‘een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meerdere bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was’.
Met andere woorden: je kunt feit B mede bewijzen op bewijsmiddelen voor feit A, of andersom.
Wanneer mag men schakelbewijs gebruiken?
In de loop van de tijd heeft de Hoge Raad in diverse uitspraken aangegeven welke eisen en grenzen gesteld moeten worden aan het gebruik van schakelbewijs. De belangrijkste eis die telkens weer naar voren komt, is dat ten minste vereist is dat de wijze waarop de onderscheidende feiten zijn begaan, op essentiële punten overeenkomt. Er moet sprake zijn van kenmerkende gelijkenissen in de gedragingen waaronder begrepen de context waarbinnen zij zich hebben afgespeeld en de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven.
In de praktijk betekent dit dat schakelbewijs vooral mogelijk is bij meerdere strafbare feiten bij meerdere slachtoffers, waarbij de modus operandi vrijwel nagenoeg overeenkomt.
Toepassing in oplichtingszaken
Om die reden komt het gebruik van schakelbewijs daarom vooral veel voor in zaken die gaan over oplichting. Vaak is er die zaken alleen een aangifte en soms een signalement. Echter, kenmerkend voor oplichting is dat er vaak een vaste manier van werken is. Indien meerdere slachtoffers die modus operandi tot in detail beschrijven en deze komen overeen, dan kan de rechter dit gebruiken als aanvullend bewijs.
Toepassing in zedenzaken
Ook in zedenzaken komt toepassing van schakelbewijs regelmatig voor. Dit heeft er mee te maken dat er in zedenzaken vaak sprake is van bewijsnood. Het gaat vaak om iets intiems dat is gebeurd tussen de verdachte en het slachtoffer. Er zijn meestal geen getuigen. Ook ontbreken vaak camerabeelden of technisch bewijs. Het daarom vaak het verhaal van het slachtoffer tegenover het verhaal van de verdachte. Als de verdachte ontkent of een beroep doet op zijn zwijgrecht, is er in veel gevallen te weinig wettig bewijs.
Echter, wanneer er meerdere slachtoffers zijn die hebben verklaard over dezelfde verdachte, dan kan men hun verklaringen over en weer als steunbewijs gebruiken. Zoals hieronder blijkt, moet het dan wel zo zijn dat er kenmerkende overeenkomsten zijn tussen de diverse verklaringen.
Voorbeelden uit de rechtspraak
In hoeverre de modus operandi sterk genoeg overeenkomt om het te kunnen gebruiken in een schakelbewijsconstructie, hangt natuurlijk af van de feiten en omstandigheden van het geval. Ik zal een 4-tal voorbeelden noemen om enig gevoel te krijgen om wat voor soort omstandigheden het moet gaan.
Hoge Raad 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2024 (schakelbewijs toegestaan)
In deze uitspraak ging het om twee overvallen. Eén overval bij Blokker en één overval bij Zeeman. Wanneer de zaken op zichzelf werden bekeken was er te weinig bewijs. Het Hof stelde echter vast dat er sprake was van een nagenoeg overeenkomende modus operandi:
- er werd in beide gevallen een artikel op de toonbank gelegd;
- de dader had in beide gevallen een mes in de rechter mouw gestopt;
- dit mes werd met de linkerhand tevoorschijn gehaald en vervolgens in de rechterhand genomen;
- in beide gevallen droeg de dader dezelfde kleding en zonnebril;
- de overvallen werden binnen een week na elkaar gepleegd en de winkels lagen op korte afstand van elkaar.
Het hof paste hier dus een schakelbewijsconstructie toe. De Hoge Raad keurde dit goed.
Hoge Raad 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1817 (schakelbewijs toegestaan)
Dit betreft een zedenzaak waarbij de verdachte de vader was van slachtoffer A. Slachtoffer B was een vriendinnetje dat wel eens kwam spelen. Beide slachtoffers verklaren onafhankelijk van elkaar dat misbruik plaatsvond tijdens het stoeien en onder een deken op de bank, waarbij vervolgens door beide slachtoffers tot in detail werd besproken hoe dat dan ging. De handelswijze kwam exact overeen.
HR 24 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1417 (schakelbewijs toegestaan)
Ook hier een zedenzaak met twee slachtoffers. Volgens het hof was er sprake van kenmerkende overeenkomsten op essentiële punten:
- beide aangevers rond de 15 jaar;
- verrichten beide werkzaamheden op het bedrijf van verdachte;
- misbruik vond in beide gevallen plaats in de woning van de verdachte, waarbij de verdachte voorafgaand daaraan de gordijnen sloot en een pornofilm aanzette op televisie;
- misbruik was hetzelfde. Het begon met aftrekken en pijpen, daarna de vraag of zij anale seks wilden. Aan beide slachtoffers gezegd dat er problemen zouden komen als zij anderen erover zouden vertellen.
Hof Den Haag, 15 oktober 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1990 (schakelbewijs niet toegestaan)
Tot slot een recente uitspraak van het Hof Den Haag waarbij schakelbewijs juist niet werd aangenomen omdat er volgens het Hof onvoldoende sprake was van een zodanig onderscheidende werkwijze dat deze over en weer als schakelbewijs kon worden gebruikt.
Het ging hier om een masseur die volgens diverse aangeefsters ook had gemasseerd op ongewenste plekken. In alle zaken gold weliswaar dat er bepaalde ongewenste handelingen hadden plaatsgevonden tijdens een massage, maar de handelingen die werden beschreven kwamen maar gedeeltelijk overeen. Dit was volgens het Hof onvoldoende onderscheidend.
Deze uitspraak bevestigt maar weer eens dat het echt moet gaan om een nagenoeg dezelfde modus operandi en dat de verweten handelingen kenmerkende gelijkenissen moeten hebben. Dat was in de drie eerste voorbeelden wél het geval en in het laatste voorbeeld niet.
Misschien ook interessant:
Dit artikel werd bijgewerkt op 14 oktober 2023