Kan ik het strafblad laten verwijderen - Van Breukelen Advocatuur
J. van Breukelen 8 reacties

Wanneer u een strafblad heeft, blijven de gegevens daarop soms lang staan. Zijn er mogelijkheden om het strafblad eerder te laten verwijderen?

Over de justitiële documentatie, oftewel het strafblad, heb ik in dit artikel al veel geschreven. Gepleegde strafbare feiten worden voor 5, 20, 30 of zelfs 80 jaar genoteerd op het strafblad. Soms krijgt mijn kantoor echter de vraag of het mogelijk is om het strafblad of bepaalde informatie daarop (eerder) te laten verwijderen.

Het korte antwoord: ja, dat kan, maar het is heel erg moeilijk om dit voor elkaar te krijgen.

De juridische basis voor een verwijderingsverzoek is artikel 26 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (verder: Wjsg) Dit artikel biedt de mogelijkheid om bij het ministerie van justitie verzet aan te tekenen tegen de verwerking van uw justitiele gegevens.

Dit kan op grond van ‘bijzondere persoonlijke omstandigheden’. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de wet blijkt al dat de wetgever meende dat dit slechts sporadisch zal voorkomen. Als voorbeeld werd genoemd de situatie waarin er bij de verstrekking van justitiële gegevens misverstanden zouden kunnen ontstaan over de betrokkene. Ook werd als voorbeeld genoemd de situatie waarin iemand bij de bibliotheek een boek had meegenomen dat niet uitleenbaar was, omdat hij het dringend nodig had. De zaak was geseponeerd, maar uiteraard stond dit wel vermeld op het strafblad. De wetgever wilde met het nieuwe artikel de mogelijkheid creëren om voor dergelijke gevallen een verwijderingsverzoek te doen. Daarbij moest het volgens de wetgever gaan om zeer bijzondere gevallen, waarbij de aard van de zaak zwaarder weegt dan het beginsel dat de justitiële documentatie een volledige registratie bevat ten behoeve van een goede strafrechtspleging.

Procedure om het strafblad eerder te laten verwijderen

U kunt verzet maken door het ministerie van justitie en veiligheid aan te schrijven. De minister moet vervolgens het Openbaar Ministerie om een mening vragen. Binnen vier weken moet de minister laten weten of uw verzet gegrond is of niet. Zo ja, dan worden de gegevens onmiddellijk verwijderd van het strafblad.

Wanneer u minister het verzet ongegrond verklaart, dan levert dit een besluit op in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Dat is belangrijk, want dat betekent dat u vervolgens bezwaar kunt maken bij het ministerie. Indien het bezwaar ongegrond wordt verklaard kunt u in beroep bij de rechtbank en vervolgens in hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Criteria

De minister hanteert bij de beoordeling van gestelde ‘bijzondere persoonlijke omstandigheden’ een gedragslijn met een aantal criteria. Deze criteria zijn:

  • hoe specifiek een opleiding is en of er meer dan normale (carrière)hinder wordt ondervonden;
  • de leeftijd ten tijde van het delict;
  • de ernst van het delict;
  • de aard van de beslissing door het Openbaar Ministerie of de rechter;
  • het tijdstip waarop het delict heeft plaatsgevonden (tijdsverloop tussen het delict en het aanvragen van het verzet); en
  • het bestaan dan wel ontbreken van andere delicten in de justitiële documentatie.

Deze criteria vormen geen beleidsregel, maar een gedragslijn. Dit betekent dat ambtenaren van het Ministerie van Justitie en Veiligheid telkens naar deze criteria zullen kijken bij de beoordeling van een ingediend verzet.

Rechtspraak

De hoogste bestuursrechter (de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State) heeft over de toepassing van artikel 26 Wjsg meerdere uitspraken gedaan. Een viertal daarvan zal ik hieronder bespreken.

Uitspraak 1: basisuitspraak

De basisuitspraak over dit onderwerp is gedaan op 14 januari 2015. In deze uitspraak ging het in de eerste plaats om de rechtmatigheid van van de hierboven genoemde criteria. Is dit geen beleid dat de minister moet vastleggen in een beleidsregel? Volgens de afdeling niet. Beleid kan tevens bestaan in de vorm van een vaste gedragslijn, die het bestuursorgaan bij de uitoefening van zijn bevoegdheid heeft ontwikkeld. Ook achtte de Afdeling de toepassing van deze criteria bij de beoordeling van de vraag of bijzondere persoonlijke omstandigheden aanwezig zijn niet kennelijk onredelijk. 

Vervolgens gaat de Afdeling in op de parlementaire geschiedenis van artikel 26 Wjsg. De afdeling oordeelde dat hieruit blijkt dat de minister dit artikel slechts beperkt mag toepassen:

Zo heeft de wetgever te kennen gegeven dat de verwerking van justitiële gegevens tot doel heeft een goede strafrechtspleging te bevorderen, zoals ook is neergelegd in artikel 2, eerste lid, van de Wjsg. De wetgever stelt dat in dat kader voor het bewaren van justitiële gegevens termijnen zijn gesteld die lang genoeg zijn om de rechter een goed beeld te geven van het strafrechtelijk verleden van een verdachte. Wil de rechter of officier van justitie een compleet beeld krijgen van iemands strafrechtelijke verleden dan is het van belang dat de gegevens over alle delicten die tot een afdoening door de officier van justitie of de rechter hebben geleid gedurende voornoemde termijnen beschikbaar blijven. Niet van belang is of degene van wie de gegevens zijn verwerkt hieronder emotioneel gebukt gaat. […] Aan het belang van het verwerken van justitiële gegevens ten behoeve van een goede strafrechtspleging komt dusdanig gewicht toe dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen de verwerking van die gegevens moet worden gestaakt, aldus de wetgever.

Daarnaast oordeelde de Afdeling dat de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, niet in de beoordeling kunnen worden betrokken. Een inhoudelijk oordeel over het feit is voorbehouden aan de strafrechter. Argumenteren dat je onschuldig was of dat het kwam door bepaalde omstandigheden, zal dus geen doel treffen.

In dit specifieke geval was de aangevoerde carrièrehinder onvoldoende onderbouwd. De enkele stelling dat je opdrachten bent misgelopen of dat je niet meer solliciteert vanwege het strafblad, is niet voldoende. Je zult met stukken moeten onderbouwen dat je een meer dan normale carrièrehinder ondervindt.

Uitspraak 2: Verzoek eenvoudige mishandeling te laten verwijderen van strafblad

Een tweede voorbeeld is deze uitspraak van 13 april 2016. Het ging hier om een persoon die op jeugdige leeftijd betrokken was bij een eenvoudige mishandeling. Zijn zaak was voorwaardelijk geseponeerd. Hij verzocht de minister het strafblad te verwijderen. Hij ondervond namelijk moeilijkheden met een dienstverband bij De Nederlandse Bank. Ook zou hij na afronding van zijn studie rechten ernstig beperkt worden in zijn arbeidsperspectieven.

De minister besloot om de gegevens af te schermen voor alle instanties, behalve voor rechterlijke ambtenaren. Met verwijdering ging de minister niet akkoord. Uiteindelijk keurde de Afdeling Bestuursrechtspraak deze beslissing goed met de volgende overweging:

De minister heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gevolgen van de registratie voor [appellant] niet onevenredig bezwarend zijn in verhouding tot het belang van een goede strafrechtspleging bij instandhouding van deze registratie voor Nederlandse rechterlijke ambtenaren. In dat verband heeft de minister terecht van belang geacht dat de registratie van belang kan zijn wanneer [appellant] voor een vergelijkbaar feit opnieuw met politie en justitie in aanmerking zou komen en kennis van het eerdere voorval van betekenis kan zijn in het kader van een eventueel strafrechtelijk onderzoek, voor de beslissing om al dan niet tot vervolging over te gaan en/of het opleggen van een juiste straf of maatregel. Door het afschermen van de justitiële gegevens, zijn deze uitsluitend voor Nederlandse rechterlijke ambtenaren ten behoeve van de strafrechtspleging beschikbaar en dus niet voor andere personen of instanties. Zij kunnen dus ook niet ten grondslag worden gelegd aan een eventuele toekomstige beslissing over de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag.

Met andere woorden: juist omdat de minister al was overgegaan tot het afschermen van de gegevens, was de opname op de justitiële documentatie niet onevenredig bezwarend voor de betrokkene.

Uitspraak 3: arts vraagt om verwijdering strafblad voor sexting

Een derde voorbeeld is deze uitspraak van 29 april 2020. Het ging hier om een arts. Op 16 jarige leeftijd had hij aan een meisje van 11 jaar gevraagd om zich uit te kleden voor de webcam. Destijds had hij een schikking getroffen met het Openbaar Ministerie en had hij 40 uur taakstraf moeten uitvoeren. Jaren later liep hij er tegenaan dat het ministerie zijn VOG aanvragen niet direct toewees. Hij moest telkens toelichten wat er aan de hand was, hetgeen tot vertraging leidde. Hij vroeg de minister daarom om het strafblad te laten verwijderen. Deze weigerde dit en de betrokkene ging in beroep bij de rechtbank.

De rechtbank beriep zich op de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 26 Wjsg. De rechtbank herhaalde dat de minister dit artikel slechts zeer terughoudend mag toepassen. Volgens de rechtbank kon betrokkene via een spoedprocedure een VOG aanvragen en daarbij verwijzen naar een eerder afgegeven VOG. Volgens de rechtbank bleek niet dat betrokkene niet in staat was tijdig een VOG te krijgen. Dat het strafblad mogelijk in de weg stond aan de adoptie van kinderen of een stage in de Verenigde Staten waren volgens de rechtbank geen bijzondere omstandigheden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

In hoger beroep keurde de Afdeling deze uitspraak goed. Ook in deze zaak is het de betrokkene dus niet gelukt om het strafblad te laten verwijderen.

Uitspraak 4: geslaagd beroep faalt alsnog bij Raad van State

Een voorbeeld van een geslaagd beroep tegen een afgewezen verzet vinden we in deze uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 maart 2019. Het ging hier om iemand die op 19 jarige leeftijd een boete van € 225,00 had gekregen voor het in bezit hebben van zes XTC-pillen tijdens een dance festival. 10 jaar later was de betrokkene werkzaam als servicemonteur bij een internationaal opererend bedrijf. Dit bedrijf verrichtte zijn werkzaamheden voor het grootste gedeelte in landen waarvoor een visumplicht geldt. Daar wam bij dat de betrokkene een specifieke opleiding en ervaring had. Hij was specialist in het onderhoud van complexe en specifieke machines die vooral in Azië en Australië stonden.

Volgens de rechtbank zou de betrokkene bovenmatig worden gehinderd in zijn carrièreperspectief indien hij niet het werk zou kunnen doen waarvoor hij was aangenomen. Dat de betrokkene eventueel ook alleen in Nederland zou kunnen werken, betekende volgens de rechtbank niet hij geen bovenmatige carrièrehinder ondervond. Immers: zijn expertise was juist gericht op een specifiek werkterrein in landen waarvoor een visumplicht gold. Daar kwam bij dat de minister niet had duidelijk gemaakt hoe men de jeugdige leeftijd en de geringe ernst van het delict had meegewogen. Het beroep werd gegrond verklaard.

Afdeling verklaart beroep alsnog ongegrond

De minister ging hiertegen in hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State. Deze vernietigde de uitspraak van de rechter. De Afdeling herhaalde haar strenge standpunt: slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag de verwerking van justitiële gegevens worden gestaakt wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden. De omstandigheden die de betrokkene genoemd had, waren volgens de Afdeling niet genoeg om deze lat te halen. Zijn opleiding en ervaring was onvoldoende specifiek om bovenmatige carrièrehinder te hebben. Daarnaast waren de jonge leeftijd ten tijde van het delict, de lichte afdoening daarvan, het tijdsverloop van bijna 10 jaar en het ontbreken van andere documentatie van onvoldoende gewicht on van een zeer uitzonderlijk geval te kunnen spreken. Tot slot was het volgens de Afdeling zo dat het niet verkrijgen van een visum geen direct gevolg was van de registratie in het strafblad.

Kortom: uiteindelijk lukte het de betrokkene ook hier niet om het strafblad te laten verwijderen.

Conclusie

Zoals uit de hierboven besproken jurisprudentie blijkt, is het zeer lastig om het strafblad eerder te laten verwijderen dan de wettelijke bewaartermijn. Dit is slechts voorbehouden voor zeer uitzonderlijke gevallen en een voorbeeld daarvan heb ik nog niet kunnen vinden in de rechtspraak.

Foutief strafblad laten verwijderen of corrigeren

Dit alles ligt natuurlijk anders wanneer de gegevens op het strafblad aantoonbaar onjuist zijn. Indien er foutieve informatie op de justitiële documentatie staat, dan kunt u altijd een verzoek doen om deze te informatie te rectificeren (artikel 22 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens). Het moet dan wel gaan om objectieve fouten. Het feit dat u meent dat er sprake is van een onterechte veroordeling of een rechterlijke dwaling, maakt niet dat de informatie op het strafblad onjuist is.

Vragen?

Hebt u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan vrijblijvend contact op met kantoor. Wel moet ik alvast benadrukken dat het laten verwijderen van een strafblad heel lastig is. En nogmaals: het feit dat u meent ten onrechte te zijn veroordeeld is nooit een reden om het strafblad te laten verwijderen of corrigeren.

Misschien ook interessant:

— 8 Comments —

  1. Als je een aantekening op je strafblad hebt, ben je dan wel gehoord over de zaak?
    Ik vraag dit omdat ik dit onlangs heb opgevraagd en er een geseponeerd zaak op stond die ik niet thuis kan brengen.

  2. Maar dan kan dus iedereen een ander aanwijzen als dader. En als het dan geseponeerd wordt dan heeft die andere een aantekening op zijn strafblad?
    Voordat zon aantekening erop komt moet men toch wel zeker zijn dat het om de goede persoon gaat?

    • Het enkele doen van een aangifte levert nog geen aantekening op het strafblad op. Pas wanneer de zaak wordt ingezonden naar justitie volgt een aantekening op de justitiële documentatie. Als een zaak daarna wordt geseponeerd, dan staat dit inderdaad op de documentatie. Maar (afhankelijk van de reden van het sepot) kan dit niet aan iemand worden tegengeworpen.

      Maar het punt is: totale onzinzaken, waarin er volstrekt geen bewijs is en het overduidelijk gaat om het willekeurig aanwijzen van iemand, zullen geen aantekening opleveren.

  3. Beste

    Om naar o.a. Schotand te reizen is van april een Eta pas nodig.
    Ik had een veroordeling in 2008 wegens weigeren meegeven kinderen aan rechthebbende. Kan ik ondanks dit roch een Eta pas bekomen.? Of anders kan ik nu tijdens mijn pensioen nooit meer naar mijn favoriete land.
    Ps. Ik weigerde nooit maar mijn 3 kinderen wilden echt niet meer 12 14 17 jaar. Moeilijk om te bewijzen ook…ik heb nu een blanco en mijn kinderen hebben mijn familienaam wegens ernstige redenen.

    Met dank

    M.D

  4. Je kunt op die site een vog check doen, echter is mij bel@ging en smaad ten laste gelegd, enig idee welke functies ik dan niet meer kan doen?

    • Dat is een verkeerde benadering. Het is niet zo dat er een lijst is met functies die u per definitie niet meer kunt doen wanneer u bent veroordeeld voor feit X. Of u de VOG nog kunt krijgen, hangt van meerdere factoren af: de aard van de functie, uw persoonlijke omstandigheden, de leeftijd van het feit, de manier waarop de zaak is afgedaan etc. Het is in het algemeen niet te beantwoorden.

      Heel algemeen: Smaad en belaging zijn feiten die in de weg kunnen staan aan functies waarin u veel contact hebt met mensen, meer in het bijzonder met mensen die in een afhankelijkheidsrelatie tot u staan. Maar nogmaals: het is niet zo dat u in het algemeen geen VOG meer kunt krijgen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *